AC gewricht
Het acromioclaviculair gewricht (AC gewricht) is de articulatie tussen het schouderdak (acromion) en het sleutelbeen (clavicula). Net zoals elk ander gewricht in het lichaam, kan dit gewricht verslijten en dus artrose vertonen. Daarnaast kan bij een val een ontwrichting optreden, wat leidt tot de problematiek van instabiliteit.
Anatomie
Het AC gewricht wordt gevormd door het acromion en het buitenste uiteinde van het sleutelbeen. Het acromion is een onderdeel van het schouderblad, dat bovenaan de schouder als een dak uitsteekt. Het sleutelbeen is een structuur die het schouderblad verbindt met het borstbeen, waarbij het ook een stabiliserende functie heeft in de relatie tussen het schouderblad en de borstkas.
Rondom het AC gewricht is er een stabiliserend kapsel. Daarnaast zijn er bijkomende stabiliserende gewrichtsbanden verderop tussen het sleutelbeen en het schouderblad. Het gewricht draagt bij tot de mobiliteit van het schouderblad, wat vooral nodig is bij bewegingen boven schouderniveau. De controle van het schouderblad wordt voor een belangrijk stuk bepaald door de Trapeziusspier, die verloopt van aan de nek, over de schouder tot aan de onderrug.
Artrose van het AC gewricht
In een normaal gewricht zijn de uiteinden van de communicerende beenderen bedekt met kraakbeen, een effen witte laag die zorgt voor een soepele mobiliteit. Verdwijnt deze laag echter, dan ontstaat artrose, waarbij het gewricht geïrriteerd kan geraken door de krakende beweging van de ruwe bot-op-bot communicatie.
In het geval van het AC gewricht komt artrose bijzonder veel voor boven de leeftijd van 60 jaar, maar slechts de minderheid ervaart hiervan pijnproblemen.
Deze pijn lokaliseert zich typisch bovenop de schouder. Soms kan men op deze plaats een knobbel voelen, die overeenkomt met het uiteinde van het sleutelbeen. Bij forse artrose vergroot deze knobbel nog. Vrouwelijke patiënten ervaren regelmatig last op deze plaats, omdat het BH-bandje erop rust. Ook kan deze pijn uitstralen naar de nek, over het verloop van de Trapeziusspier.
​
Met een inspuiting kan men vaak de klachten minstens tijdelijk onderdrukken.
Met kinesitherapie kan men proberen de Trapeziusspier te verstevigen, wat stabiliserend kan werken op het AC gewricht.
Bij persisterende klachten kan men hiervoor een ingreep uitvoeren. Dit gebeurt met een kijkoperatie, waarbij het uiteinde van het sleutelbeen met 5-10 mm wordt ingekort. Op die manier wordt het irriterende contact tussen de 2 beenderen vermeden.
Deze ingreep gebeurt onder algemene verdoving en in dagopname. Na de operatie krijgt men een eenvoudig verband om de geopereerde arm rust te gunnen ter comfort, maar men mag de arm onmiddellijk gebruiken voor lichte activiteiten. Heffen wordt best vermeden gedurende een 6-tal weken. Eén tot twee weken postoperatief wordt kinesitherapie opgestart om de beweeglijkheid progressief uit te breiden.
Instabiliteit van het AC gewricht
De tweede aandoening van dit gewricht ontstaat traumatisch, na een val op de schouder. Meest klassiek gaat dit om een wielrennersongeluk, waarbij men vanop de fiets een duik maakt en men met de schouder op de grond belandt. De forse neerwaartse kracht die dan wordt uitgeoefend op de schouder (meer bepaald op het acromion), veroorzaakt soms een losscheuren van de verbindingen tussen het acromion en het sleutelbeen. Hierdoor blijft het sleutelbeen in de hoogte staan, maar zakt het schouderblad helemaal uit naar beneden. Het gevolg is het zgn. pianotoetsteken, waarbij men spreekt van een luxatie (ontwrichting) van het AC gewricht.
Er bestaan hiervan verschillende gradaties, gaande van een verstuiking met goed bewaarde stand tot een ontwrichting die niet meer uit zichzelf kan rechtgezet worden.
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
Het pianotoetsteken wijst op een luxatie van het AC gewricht
De lichtere gradaties worden best behandeld met voldoende pijnstilling, rust en later kinesitherapie ter versteviging van de Trapeziusspier. Ook al lijkt er hierbij weinig lichamelijke schade te zijn, toch komt het af en toe voor dat enige tijd na dit trauma last en vervroegde slijtage van het gewricht ontstaat.
De ernstige gradaties daarentegen worden niet spontaan beter en kunnen, in functie van het activiteitsniveau van de patiënt, operatief gecorrigeerd worden. Hierbij wordt met een stevige verankering de verbinding tussen sleutelbeen en schouderblad hersteld.
​
Deze procedure wordt uitgevoerd onder algemene verdoving in dagopname. Nadien volgt een periode van 3-4 weken met een draagverband, doch dit mag men regelmatig uitdoen voor lichte activiteiten. Heffen van zware gewichten wordt best vermeden gedurende 6 weken. Na deze periode mogen de bewegingen en belasting progressief opgedreven worden.