Springvinger
De meest typische presentatie van deze aandoening is het ‘springen’ van een vinger wanneer deze geplooid en gestrekt wordt. Vaak zijn de klachten echter minder opvallend. Enkele andere verschijnselen duiden eveneens op deze aandoening: pijn in de handpalm bij grijpen, pijn bij strekken van de vinger en stramheid van de vinger bij beweging. Soms treedt ook zwelling op in de handpalm.
Oorzaak
Net zoals bij carpal tunnel syndroom (zie afzonderlijke brochure) wordt dit probleem veroorzaakt door het opzwellen van de buigpezen van de vingers. Dit keer bevindt de zwelling zich op een andere plaats, nl. aan de basis van de vingers.
Elke vinger heeft 2 buigpezen om de afzonderlijke kootjes te plooien. Om ervoor te zorgen dat de pezen dicht bij het bot worden gehouden, verlopen deze in een tunnel die zich over de hele vinger uitstrekt. Deze tunnel bestaat uit meerdere bruggen over de pezen. Het begin van de tunnel bevindt zich aan de basis van de vinger. Op deze plaats is er meer kans op een wrijvingsfenomeen terwijl de pezen heen en weer glijden rond deze ingang. Als deze wrijving te erg wordt, zal de pees beginnen zwellen, waardoor nog extra irritatie en dus pijn ontstaat. Indien deze zwelling optreedt op een beperkte zone, ontstaat er een knobbel. Het in- en uittreden van deze knobbel in de tunnel veroorzaakt het bewuste springfenomeen.
Het ontstaan van springvingers komt het vaakst op een leeftijd tussen 50 en 75 jaar, meestal zonder onderliggende oorzaak. Bij jongere patiënten wordt het soms in verband gebracht met hevig manueel werk of met hormonale veranderingen bij vrouwen.
Ook bij diabetici lijkt het meer voor te komen.
Gezien carpal tunnel syndroom veroorzaakt wordt door hetzelfde probleem, komen deze aandoeningen vaak simultaan voor.
Afbeelding van de buigpees van de middelvinger, die bedekt wordt door de peestunnel die uit meerdere bruggen bestaat.
Door ontsteking van de pees treedt een knobbelvormige zwelling van de pees op, waardoor de intrede in de tunnel bemoeilijkt wordt. Probeert men de vinger te strekken, dan moet men hier een weerstand overwinnen, om uiteindelijk de vinger in strektstand te laten ‘springen’.
Diagnose
Bij het optreden van een springfenomeen is het probleem erg opvallend en is de diagnose snel gemaakt. Vaak is er echter enkel een ontsteking zonder begeleidend springfenomeen. In dat geval heeft men enkel pijn als men de vinger volledig uitstrekt en/of als men op de basis van de vinger drukt.
Is de diagnose nog niet heel duidelijk, dan kan een echografie de peesontsteking opsporen.
Behandeling
Het voorkomen van een springvinger is vaak pijnlijk en hinderlijk bij het gebruik van de hand. Afhankelijk van de graad van irritatie wordt een lichte of eerder een grondigere aanpak aangeraden.
Heeft men slechts sporadisch last en kan men nog alle taken uitvoeren, dan kan ontstekingsremmende medicatie reeds soelaas bieden. Er bestaan ook spalken die de vinger rust kunnen geven, maar deze zijn vaak minder handig in gebruik. Worden de klachten toch erger, dan kan een lokale inspuiting met een beperkte hoeveelheid cortisone ervoor zorgen dat zwelling van de pezen terug afneemt en zo de klachten doet verdwijnen. In sommige gevallen keren de klachten terug of zijn ze zo uitgesproken dat een ingreep de beste oplossing is. Dit is een kleine ingreep die steeds in dagopname gebeurt en meestal onder lokale verdoving. Tijdens de ingreep wordt de eerste band van de tunnel opengemaakt, waardoor kan het verdikte stuk van de pees weer vlot heen en weer glijden tot de vinger volledig gestrekt is. Gezien daarbij het wrijvingsfenomeen ook wordt opgelost, zal ook de peeszwelling verminderen.
Na de ingreep is het onmiddellijk toegestaan de hand te gebruiken voor lichte activiteiten. Het litteken kan nog wat gevoelig zijn gedurende enkele weken.